Laatst vertelde ik jullie in een blog dat ik een avond minder wilde werken om deze in te vullen met ‘iets creatiefs’. Ik koos voor zingen. Ik heb altijd van zingen gehouden. In mijn jonge jaren zong ik in een kerkkoor en later maakte ik deel uit van een operagezelschap. Nu had ik zin in jazz en vooral in lol maken.
 
Mijn buurman is erg muzikaal en heeft een eigen studio. We besloten ons aan een avondje samen zingen te wagen. Na een tijdje merkte ik dat zijn enthousiasme wat minder werd tijdens onze zangavonden. Ik vroeg hem of hij er nog wel voldoening uit haalde. Hij gaf aan dat hij er inderdaad wat minder zin in had en dit niet helemaal zijn ding was. Hij begon het meer voor mij te doen dan voor zichzelf. We besloten te stoppen.
 
Toen de buurman aangaf minder zin te hebben in onze zanglessen, gebeurden er twee dingen in mij:
1. Ik voelde mij afgewezen
2. Ik vind dat de ander mag voelen wat hij voelt en eerlijk mag zijn ten opzichte van mij
Dit zorgde voor een lastige maar bekende strijd in mijzelf.
 
Nummer 1 gaat heel gemakkelijk: ik word boos op de ander. Ik ben beledigd en gekwetst en denk ik allerlei kwade dingen over de ander. Ik zit dan veel te brommen in mezelf. Mij afgewezen voelen veroorzaakt veel negativiteit in mij en kost bakken met energie. Ik merk dan ook dat ik er letterlijk moe van word.
 
Nu weet ik dat het gevoel van afwijzing vaak heel weinig zegt over de ander, maar meer over mezelf. Afwijzing is een gevoel dat ik goed ken. Het is al heel oud en er kan makkelijk in geprikt worden. Een soort automatische piloot.
 
Precies daarom wil ik heel graag nummer 2 meer ontwikkelen in mezelf. Die zorgt er namelijk voor dat ik de ander gewoon kan blijven aankijken en voel dat er niets tussen ons staat. Ik vind namelijk dat je alles tegen mij mag zeggen en alles van mij mag vinden. Wat ik daarmee doe, is aan mij. Mijn eigenwaarde hoeft daar niet door aangetast te worden.
 
Wat mij helpt is om tegen mezelf te zeggen dat de ander van mij mag vinden wat hij/zij vindt en dat dit ‘goed’ is. “Het is ‘goed’,” zeg ik dan tegen mezelf. De ander heeft geen enkele verplichting naar mij toe. Je bent vrij te voelen wat je voelt en te vinden wat je vindt, ook al is het niet leuk voor mij. Het is ‘goed’.
 
Dat ik mij daar verdrietig om kan voelen, is ook ‘goed’. Dat zeg ik dan ook tegen mezelf: “Het is niet erg Renate, dat je je zo voelt. Dat mag. Voel het maar goed, het is er toch.”
Zo leer ik meer en meer om in het NU te leven met dat wat er is. En in het NU is heel vaak (gelukkig!) niets aan de hand!