Ze had een bloedhekel aan het woord ‘burn-out’. Toch waren de woorden van de dokter luid en duidelijk: “Je hebt een burn-out.” Maar een burn-out, dat was toch niets voor haar? Een burn-out was iets voor mensen die zwak waren, mensen die snel opgaven, niet sterk waren of zich aanstelden; alles wat zij niet was!

Zij gaf NOOIT op, gaf NOOIT toe, ging tot het uiterste. Waar anderen stopten, ging zij door. Ze klaagde nooit, was nooit ziek, stond voor iedereen klaar, had voor anderen altijd een luisterend oor en sloeg geen verjaardag over. Na haar werk ging ze vaak naar haar moeder om haar te helpen waar ze kon. Haar partner deed precies hetzelfde als zij en ze vonden hun leven heel normaal.

Het begon met een griepje, maar na deze griep volgde er weer een griep. Ze herstelde niet goed, maar ging toch maar weer werken. Ze werd moeër en moeër. Toen ze op een dag boodschappen aan het doen was, gebeurde er iets heel erg raars: haar hart ging ineens enorm tekeer en ze was drijfnat van het zweet. Het enige wat ze op dat moment kon denken was “Ik moet hier weg!!” Ze liet haar boodschappenwagen zomaar in de winkel staan en haastte zich naar huis. Daarna durfde ze niet meer alleen naar de winkel, uit angst dat dit haar weer zou kunnen overkomen.

Een week later gebeurde het nog een keer. Zomaar in de stad. Toen dacht ze echt dat ze dood zou gaan. Ze huilde heel hard. Zomaar midden in de stad terwijl iedereen haar zag! Haar man die bij haar was, schrok zich ook lam. Zo kende hij haar niet. Op de EHBO keken ze alles na, maar er was toch echt niks met haar aan de hand.

Op het werk barstte ze steeds vaker in huilen uit; om niks! Concentreren ging steeds moeilijker en collega’s gaven aan dat ze wat steken liet vallen. Niet dat ze dat erg vonden van haar, maar wel wat vreemd… Ze meldde zich ziek.

Burn-out.

Ze wilde er zo snel mogelijk van af, want ze schaamde zich ervoor. Ze schaamde zich voor iedereen: haar man, de buren, haar collega’s, haar moeder. Het liefst sloot ze zich op in huis, zodat ze niemand uit hoefde te leggen waarom ze thuis zat. Ze wist het zelf amper!

In het begin huilde ze alleen maar en sliep ze uren en uren. Het woord ‘moeten’ hoorde ze de hele dag in haar hoofd en dat was wat haar dreef. Ze mocht heel erg weinig van zichzelf. Wanneer iedereen geholpen was en tevree, dan was het tijd voor haar: bijna nooit. De ander ging voor.

“Wanneer je niet meer moet, maar zou mogen, wat zou je dan willen?”

Deze zin was ontzettend moeilijk voor haar. Ze wist echt niet wat ze wilde. Daar had ze nog nooit over nagedacht. Ze wist wel heel goed wat de ander nodig had en zou willen, maar zijzelf??

En zo ontdekte ze dat af en toe rust nemen best wel fijn is. Dat een kopje koffie zittend aan de keukentafel veel beter smaakt dan lopend. Dat je ook rustig de hond kan uitlaten en ondertussen nog de natuur kan zien. Dat een praatje niet altijd ‘informatief’ hoeft te zijn, maar ook gezellig. Dat je niet altijd ‘nuttig’ bezig hoeft te zijn, dat je best wel eens de vaat mag laten staan, dat je geen sorry hoeft te zeggen wanneer je huis niet aan kant is en er plots bezoek komt. Dat je je niet hoeft te verontschuldigen wanneer je een keer te moe bent om naar een feestje te gaan, dat je geen verantwoording hoeft af te leggen aan de hele wereld waarom je (nog) niet werkt, dat je alleen tegen die mensen die oprechte belangstelling voor jou hebben je eerlijk bent over jezelf. Dat je best iets leuk mag vinden terwijl de rest het misschien wel raar vindt, dat je ook wel eens lui mag zijn, dat je zus ook eens de zorg voor moeder op zich kan nemen. Dat je van een ander ook iets mag aannemen, dat het krijgen van een complimentje een cadeautje is en dat het leuk is om die aan te nemen. Dat je niet altijd sterk hoeft te zijn, dat het normaal is dat je grenzen hebt en voelt en mag aangeven, dat je niet alles hoef te weten, dat je verdrietig mag zijn en dat dit echt over gaat.

Haar man werd er in het begin bang van. Hij was bang dat hij haar kwijt zou raken. Hij was bang dat er negatief over haar gepraat zou worden. Tot hij ontdekte dat ze opknapte en sterker werd. Ze praatten veel. Zij vertelde hem over de therapie en wat dit met haar deed. Ze vertelde dat ze het fijn vond dat ze ook aan zichzelf mocht denken en dat ze steeds vaker momentjes ervoer waarop ze zich blij voelde met zichzelf en haar leven. Ze was weer aan het re-integreren en dat ging heel goed. Niet alleen was hij trots, ook leerde hij van haar, waardoor hij anders naar zichzelf en zijn leefstijl ging kijken. Ook hij begon meer zijn eigen grenzen te voelen en te respecteren.

Vorige maand stuurde ze mij een bedankkaartje met daarop: “Ik weet nu wie ik ben en ik ben blij met mezelf. Er zijn al genoeg anderen, maar er is maar 1 ik!”