Laatst ging ik met mijn zoontje naar het zwembad. In het grote binnenbad lag een enorme opblaasbare trampoline. “Wow mama,” zei hij, “Kom dan gaan we lekker samen springen!” “Mmmm,” zei ik, “Ga maar lekker alleen springen op dat ding en dan ga ik naar je kijken, goed?” (Het idee van springen op een opblaasbare trampoline in een druk bezocht zwembad sprak me niet aan.) “Nee joh! Jij moet ook! Kom maar!” Hij keek me aan met een blij gezichtje. “Nee, mama gaat niet springen op dat ding Jonah…” “Hoezo dan niet mama?” “Tja, waarom eigenlijk niet,” dacht ik bij mezelf. “Omdat mama’s niet meer springen op een trampoline in het zwembad,” antwoordde ik hem. “O,” zei hij, “dat wist ik niet! Waarom eigenlijk niet? Jij vindt dat ook leuk hoor! Weet ik zeker!”
Hij keek me hoopvol aan. Zijn reactie zette mij aan het denken. Ik dacht toen bij mezelf dat dit weer zo’n stomme regel is die we onszelf zo vaak opleggen. “Wat zullen andere mensen wel niet denken als ze een volwassen vrouw zien springen op een opblaas-trampoline,” gaat er door ons hoofd. Van alles misschien wel… maar moet ik me daar iets van aantrekken? Heb ik niet gewoon zin om ook te springen op dat ding? Ja! Ik heb zin. En even later stond ik met mijn kind te springen in het zwembad op die grote opblaasbare trampoline. En raad eens? We hadden de grootste lol!